Het verhaal achter een moordenaar

Seriemoordenaars, pedofielen, verkrachters; dat zijn monsters toch?

Of niet?

Een paar weken geleden interviewde ik twee strafrechtadvocaten over hoe zij verdachten bijstaan tijdens een rechtszaak en hoe belangrijk het is dat de rechten van een verdachte worden verdedigd.

Want iedereen heeft recht op een eerlijk proces.

So far, so good.

Ze vertelden over hoe hun cliënten worden uitgekotst door de samenleving én hun eigen familie. Zeker cliënten in de wat extremere zaken. Mensen zijn geneigd om te oordelen; jij bent slecht. Maar, zo verzekerde één van de twee mij, je start niet met een wietplantage als je het goed hebt. Achter ieder mens zit een verhaal, ook wanneer je iets gedaan hebt wat de maatschappij verafschuwt.

Volgens hem zien de meeste mensen verdachten als monsters en vergeten we dat het óók mensen zijn. Mensen met ouders, soms kinderen, broers, zussen, hoop, verdriet.

Ook daar kan ik in meegaan.

Maar tot hoe ver? Wanneer wordt een mens een monster? Of wordt hij dat nooit? Is er altijd context?

Toen ik hierover sprak met een collega verwees zij me naar Midas Dekkers. Die vertelde over waarom hooligans zo gewelddadig kunnen zijn. Dat komt namelijk omdat mensen eigenlijk dieren zijn. En neem een vos, die kan de eigen jongen fantastisch verzorgen, maar een prooi aan stukken scheuren. Omdat het nu eenmaal moet eten, of zichzelf moet verdedigen. Beide kanten zitten in ons.

Dus geen monsters, maar beesten dus. Beesten met een verhaal. Ik blijf nog even kauwen op dit vraagstuk.

Back to the future

22 november

Ieder jaar is het weer zover; de herbeleving.
Om 11.30 uur gingen we naar het ziekenhuis.
Om 12.00 uur at ik nog stiekem een eierkoek terwijl we naar de afdeling reden (ik had beginnende zwangerschapsvergiftiging en kreeg wat extra onderzoeken, met mogelijk een keizersnede aan de horizon).
Om 13.00 uur kreeg ik een CTG (hartfilmpje van de baby’s) en deden ze bloedtesten.
Rond 13.45 uur sprak de gynaecoloog de memorabele woorden: 22-11, een mooie datum voor een tweeling. Houd haar maar nuchter voor de keizersnede (oeps, die eierkoek)!
Om 15.45 uur werden Joep en Evi geboren.

Schijnbaar blijft dit zo. Ik hoorde van andere, meer ervaren moeders dat ze nog steeds ieder jaar op de verjaardagen van hun kinderen alle stappen doorlopen. Het staat in onze geheugens gegrift.

Dat is op zich niet zo raar natuurlijk, je krijgt niet iedere dag een kind. Of twee.
Het blijft bijzonder.

Ik pak de foto’s er nog maar even bij. Daar meten we mijn buik voor de laatste keer op (112 cm omvang!). Daar trekt Mathijs het te kleine operatiekamerpak aan. Daar krijg ik de ruggenprik. En daar liggen twee schreeuwende, kleine, paars-roze baby’s op de tafel. Ze zijn er!

Inmiddels typt Evi sneller de namen inclusief bumpervoorkeuren in bij de bowlingbaan dan dat ik dat kan. Zingen we samen in de auto keihard mee met nieuwe (Engelstalige) muziek die ik ken via Evi . En weet Joep vele malen meer van vissen dan ik. En praat hij in een soort codetaal over Pokémons (raids, namen, evoluties…). En zijn we ons volop aan het verdiepen in middelbare scholen.

Jongens, jongens, wat gaat het snel.

Maar woensdag even niet in mijn hoofd. Woensdag was het eventjes 2012 (maar dan gelukkig zonder de lichamelijke ongemakken).

Dikke pro van zelfstandig ondernemen

Ik vind het heerlijk om zelfstandig ondernemer te zijn.

En soms vind ik het verschrikkelijk om zelfstandig ondernemer te zijn.

Hoe dat zo?
Ik neem je even mee.

Afgelopen maandag reisde ik voor EELT Theatercollectief af naar het Zeeuwse Zoutelande. Voor de mensen die het niet weten; het strand is mijn happy place. Het ruisen van de zee, de luchten en vergezichten, de zoute geur in mijn neus. Dus een uitnodiging om het nieuwe beleidsplan van EELT op papier te helpen zetten in deze kustplaats, liet ik niet aan me voorbij gaan.

Na stevige gesprekken, diepgaande discussies en kritische noten, pakte ik mijn kans om even uit te waaien. Het maakt mij niet zoveel uit wat voor weer het is wanneer ik het strand bezoek (echte stormen of striemende regen daargelaten); ook in de herfst is het strand een fijne plek. Ik genoot.

Ik geniet wel vaker. Wanneer ik bijvoorbeeld besluit om een rondje te wandelen om mijn hoofd leeg te maken tussen de bedrijven door. Of wanneer ik even thuis ga lunchen en geen twee bammetjes met kaas maar een gegrilde flatbread met van alles maak. Hoe fijn is het dat er niemand dan zegt ‘moet jij niet aan het werk zijn?’. En ja, ik maak ook lange dagen, schakel steeds tussen projecten en opdrachtgevers en ervaar soms iets te hoge pieken qua werkdruk. Maar over het algemeen is het dus genieten.

Het enige grote nadeel van voor jezelf werken vind ik dat niemand je uit je blokkade kan en gaat halen. Dat ene project waar ik me in moet vastbijten? Ik moet het van mijn eigen daadkracht en doorzettingsvermogen hebben om daarmee aan de slag te gaan. Die BTW-aangifte die de deur uit moet? Ja, dat mag ik dus doen, niemand doet het voor me. En dan heb ik het nog niet over zaken als een Teams-app die niet goed werkt of de aanschaf van een bureau.

Maar goed, het mag de pret niet drukken. Want kijk eens naar deze foto: mijn blije snoetje zomaar op een maandagmiddag op het Zeeuwse strand. Geluk in een notendop.

Zwem’pret’

Waar moet ik beginnen?

Het was een week waarin Krezip-drummer Bram van den Berg optrad met U2, een doorgedraaide man angst en verderf zaaide in Rotterdam, een voetbalkeeper ernstig gewond raakte tijdens de wedstrijd en de aanloop naar de verkiezingen werd ingezet. En dan heb ik het nog niet over beroemde acteurs die verkrachtingen ontkennen, woningnood, demonstraties op de A2 en dreigende faillissementen vanwege terugbetaling coronasteun.

Ik zie door de bomen het bos niet meer. En daarom kies ik voor een wat trivialer onderwerp. Een onderwerp waar elke jonge ouder in Nederland mee te maken krijgt; de zwemles.

Ik begeef me inmiddels zo’n vijf jaar geregeld al zwetend in broeierige kleedkamers. Dus ik vind mezelf een ervaringsdeskundige.

Het goede nieuws is dat het einde in zicht is. Joep en Evi beschikken al geruime tijd over A en B, Huub is bijna zover dat hij ‘op mag’ voor zijn A-diploma. Het spant erom; hij zit in badje vijf (het laatste badje) en hoeft nog maar twee van de vijftien smileys te halen, en ze staan al op geel.

Dat klinkt voor niet-ingewijden als abracadabra, maar tegenwoordig kun je de voortgang van je kind nauwgezet via een app volgen. Elk onderdeel moet behaald worden, waarna je kind een groene smiley krijgt. Komende donderdag is het erop of eronder. Dan wordt het oordeel geveld over Huubs zwemkunsten. Wordt het afzwemmen in de herfstvakantie of mag hij nog doortrappelen tot kerst? Het is spannend.

Ik ben er wel klaar mee. En Huub zelf eigenlijk ook wel. Hij droomde laatst dat hij in één keer zijn A en B haalde. Nu lijkt me dat onwaarschijnlijk, maar dromen mag. Ik heb niet zo’n grafhekel aan de zwemles zelf; na afronding volgt er toch weer iets anders (sport of muziek) waar je naartoe rijdt met je kind, dus de Sjaak ben je toch wel. Het is de zwemclub zelf waar ik graag afscheid van wil nemen. Of beter gezegd; het secretariaat. Want in het contact met hen is mijn bloeddruk toch regelmatig gestegen.

Maar donderdag dus. We gaan voor de zekerheid uit van het langere scenario. Dan kan het alleen maar meevallen. Maar duimen mag.

Scharreltijd

Er scharrelt een kip rond onze veranda.

We zijn omgeven door heuvels vol met frisgroene bomen.
Een gilletje uit het zwembad.
Loom en lui, kon dit maar altijd.

En ik houd niet eens van kippen.

Het leven op de camping lachte me toe deze zomer. Het voelde even alsof alles zo altijd moest zijn; wakker worden zonder wekker, snel naar de diertjes om ze eten te geven, een croissant uit de hand eten, eindeloos spelen, vissen, zwemmen, spelletjes spelen, boeken lezen en kletsen. Middenin de natuur, een plek waar het woord ‘gemoedelijk’ uitgevonden lijkt te zijn.

In mijn hoofd ben ik er nog, langzaam trekt het gewone leven me terug in de dagelijkse realiteit van wekkers, broodtrommels, e-mails en sportclubs.

Volgend jaar weer!

Dicht bij huis

Eens in de zoveel tijd mag ik een artikel voor het Ronald McDonald Kinderfonds schrijven. Dat maakt altijd indruk. Ik schreef bijvoorbeeld over een te vroeg geboren drieling, een jongen met cerebrale parese en een jongen met een dubbele hartafwijking. Tijdens elk gesprek werd me pijnlijk duidelijk hoe kwetsbaar het leven is, wat voor een nachtmerrie een gezin doormaakt wanneer een kind ernstig ziek is en hoe belangrijk het dan is om dicht bij elkaar te zijn.

Deze week sprak ik een gezin wiens gezonde dochter op vijftienjarige leeftijd opeens een hersenbloeding kreeg. Operaties en een heel revalidatietraject volgden. De moeder omschreef het als een rijdende trein die maar doordendert. En nu de trein eindelijk in vaart afneemt, kan het gezin pas zien waar ze geweest zijn en waar ze naartoe gaan. Hun leven is voorgoed veranderd.

Het is cliché, maar het zet een ruzie over wie er op de Nintendo mag wel even in perspectief. En dat moment waarop mijn kinderen allemaal door elkaar tetteren en iets willen, blijkt eigenlijk heel fijn te zijn (nou ja, dat gaat wat te ver). Want hun dochter moest opnieuw leren praten.

De vader vertelde dat hij niet wist wat het Ronald McDonald Kinderfonds precies inhield. Ja, je gooit wat muntjes in een bakje bij de Mac, maar dat een Huis voor gezinnen zo belangrijk kan zijn, daar had hij geen idee van. Er blijkt een parallelle wereld te zijn waar je als ouders van een gezond kind geen weet van hebt. Je leeft je leven, gaat naar je werk en weet niet dat er gezinnen zijn die slecht nieuws krijgen, onder grote stress leven en vasthouden aan sprankjes hoop. Pas in het Huis hoorde hij de andere verhalen, het maakte diepe indruk op hem.

Ik deel nog een extra knuffel uit en tel mijn zegeningen. Want je weet het nooit.  

En mocht je van de week langs de Mac gaan, gooi dan wat muntjes in het bakje. Mensen zijn er je heel dankbaar voor. Of ga naar www.kinderfonds.nl.

Sup it up

Ik ben geen early adopter. Meestal loop ik achter de muziek aan en vind ik dat prima.

Sinds kort is er iets nieuws in mijn leven, iets hips (is dat nog een hip woord? Iets ‘lijps’ dan maar), sportiefs en heerlijks. Iets wat ik associeer met fit girls: een SUP.

Oké, ik loop zoals gewoonlijk weer een jaar of twee, drie achter, maar voor mij is het verrassend vroeg om nu al deze trend op te pikken. Ik werd daarbij geholpen door mijn lieve man, want hij gaf de SUP in kwestie cadeau voor mijn verjaardag (ik moet hem wel delen met de rest van het gezin).

De eerste keer was zeer ongemakkelijk. Want hoe daal je gracieus neer op een wiebelige plank in het water? Hoe doe je dat terwijl je weet dat er tig paar ogen op je gericht zijn? En ja, ik weet dat iedereen uiteindelijk toch vooral met zichzelf bezig is, maar je wilt niet te knullig zijn.

Het zag er weinig gracieus uit.

Maar, het mag gezegd: ik viel niet in het water! Nu durfde ik de eerste keer niet verder te gaan dan op mijn knieën, maar dan nog. De kop was eraf. Inmiddels zijn we twee weken verder en kan ik met trots mededelen dat ik kan Stand Up Paddelen. Ik sta! De eerste keer was ik als een dreumes die net leert lopen; gebogen knietjes, trillend en in opperste concentratie. Inmiddels kan ik er zelfs bij lachen (nu ja, niet altijd, maar toch).

Dus zie je me deze zomer in de Piushaven (of ergens anders op het water) parmantig langs glijden als een wannabe fit girl: ja, ik ben het! Zwaaien mag.

Elf jaar moederschap

Al eerder schreef ik over hoe ik het moederschap ervaar. De laatste keer was toen Huub 1 jaar werd.

Inmiddels wordt hij in juni alweer zeven jaar, dus je kunt wel stellen dat er van alles veranderd is.

Ik doe een boekje open.

Laatst realiseerde ik me dat ik niet meer ‘in de kleine kinderen’ zit. Geen luiers of potjes meer, niet meer achter een hobbelende dreumes aansjouwen terwijl je koffie koud wordt of ’s nachts opzitten naast een stomende douche met een huilend, snotterend kind.

Maar wél grote mensenspelletjes spelen (en ook verliezen), gesprekken voeren over de Tweede Wereldoorlog (ja, die mensen gingen in de trein bijna allemaal hun dood tegemoet), voortplanting (en dan kun je dus een soa krijgen) en het hemoglobinegehalte in je bloed (als dat te laag is, word je snel duizelig en mag je geen bloed doneren).

Ik moet zeggen dat het me wel bevalt. Ik kan me de eerste keer herinneren dat wij op een vakantie nog maar een drankje namen want ‘we konden best wat later eten en de kinderen zijn lekker aan het spelen’ terwijl we keken hoe een peuter wiens zwembandjes net waren afgedaan bijna met kleding en al het zwembadwater inliep. Wat een geluksvogels waren wij. Of afgelopen zomer toen ik me op de camping om 22.30 uur opeens realiseerde dat Huub nog rondliep. Oeps. En dat we zowaar iedere ochtend allemaal uitsliepen. Dat is nog eens bijtanken.

Maar je staat wel voor andere dilemma’s. Wat doe ik wel en wat doe ik bewust niet zodat ze opgroeien tot zelfstandige en verantwoordelijke mensen? Hoe help ik mijn kind zijn of haar plek vinden in een groep? En in hoeverre ondersteun ik met schoolwerk of laat ik hen zelf hun eigen fouten maken? Er is geen eenduidig antwoord te geven maar het is een zoektocht met ups en downs. 

Hoe dan ook. Wat ik verder heb geleerd of ontdekt:

  • Dat grote kinderen soms ook nog veel ‘werk’ zijn.
  • Dat discussies intens kunnen zijn.
  • Dat het heerlijk is om één op één met ze op pad te gaan en van hun wijsheid en gezelschap te genieten.
  • Dat ze opeens de hele middag zelf buiten spelen en je na wat klusjes denkt ‘wat zal ik nu eens doen’.
  • Dat ze soms al wat puberaal gedrag kunnen vertonen.
  • Dat ze op andere momenten dingen doen waarvan je denkt ‘hee, de opvoeding beklijft!’.
  • Dat het geweldig is om naast ze te mogen oplopen terwijl je ziet dat ze zichzelf ontplooien tot de mooie mensen die ze zijn.

Ik ben er weer!

Mijn laatste blog dateert van juli 2021. We zijn bijna twee jaar verder inmiddels. Kan ik het nog oppakken? Wil ik het? Zit er überhaupt iemand op te wachten? Ik heb me voorgenomen om het te proberen zonder een vast plan. En dan kijk ik wel hoe het gaat.

Maar, hoe start je weer? Met een samenvatting van de afgelopen achttien maanden? Dat is saai.
Met een vlammend betoog over een hete kwestie? Die vlam voel ik niet.
Met een zakelijke mening over een nieuwigheid (Chatgpt)? Dat ligt zo voor de hand.
Met een betoog om het woord ‘welke’ niet meer te gebruiken wanneer je eigenlijk ‘die/dat’ bedoelt?
Dat is zo neerbuigend (maar mensen, stop ermee, net als het woord dagdagelijks trouwens).  

En dus begin ik met een klein, vrolijk nootje, een gedachtenkronkel van Huub (6).

Huub: “Eigenlijk zijn alle oma’s lief, of ze nu je eigen oma zijn of die van iemand anders.”
Ik: “Waarom is dat, denk je?”
Huub: “Ze hebben al heel lang kunnen oefenen met lief zijn.”

En dat somt meteen de laatste achttien maanden een beetje op.

Huubs harem

Je hebt van die jongetjes die alleen maar met jongetjes willen spelen. Die willen voetballen, een dinosaurus nadoen, in de hoogste boomtoppen klimmen en eindeloos met autootjes en treintjes in de weer zijn. En dan is er Huub.

Elke dag verbaas ik me weer over dit kleine portret.

Voetballen vindt hij leuk, net als skaten, klauteren en auto’s. Maar net zo lief laat hij zijn nagels lakken, kiest hij make-up uit als klein cadeautje in het pannenkoekenhuis en danst hij erop los in een wapperende prinsessenjurk.

Op 13 juni werd hij 5 jaar. Ik vroeg hem wie hij op zijn eerste kinderfeestje wilde uitnodigen. Hij lepelde acht namen op, van acht meisjes. Waarom alleen meisjes, vroeg ik. Meisjes zijn liever, jongens zijn stoer. Oké. Uiteindelijk kwamen er dus vijf meisjes op zijn feestje.

Huub is geregeld verliefd. Dan vindt hij één meisje uit zijn cluster (alle groepen 1/2) het allerliefst en -leukst. Het liefst zou hij hele dagen met dat meisje knuffelen, spelen en haar kusjes geven. Hartstikke leuk natuurlijk, mits de liefde wederzijds is en niemand corona heeft. Alleen ebt het euforische gevoel bij Huub meestal weg na een week of zes. Dan richt hij zijn blik op een nieuwe prooi en is het voorgaande meisje niet meer interessant.

Nu vraag ik me af; wat moet ik hiermee? Laat ik hem harten breken? Grijp ik in? Doe ik aan verwachtingsmanagement bij de ouders in kwestie? Of laat ik het op zijn beloop, wetende dat kleuters nu eenmaal grillig zijn en er een levensles in van alles zit?

Momenteel doe ik een mengeling; soms zeg ik met een knipoog dat Huub vaker liefdesbevliegingen heeft maar meestal laat ik het gewoon gebeuren. Dit wordt nog wat, denk ik er stilletjes bij. Wat als hij zestien jaar is? Ik zie mezelf al in de weer met huilende pubermeisjes die smachtend voor de deur staan. Of misschien is tegen die tijd zijn aaibaarheidsgehalte gedaald en is hij een puisterige puber die harde muziek draait op zijn onopgeruimde kamer. De tijd zal het leren.