Ze zijn gelukkig nog prompt, stevig, rond en (ja dat ook) klein. Mijn borstjes. Ik dacht, ik kan er maar beter over schrijven, nu ze nog in optima forma zijn, dan wanneer ze uitgelubberd op mijn (tegen die tijd eveneens hangende) buik hangen.
Als puber had ik een haat-liefdeverhouding met mijn memmetjes. Mijn twee oudere zussen beschikten al over felbegeerde rondingen, maar ik moest geduld hebben. Tegen mijn twaalfde jaar begon er iets te gebeuren. Elke dag keek in de spiegel en staarde naar de kleine erwtjes die héél traag groeide. Het ging tergend langzaam. ’s Nachts droomde ik van mooie, ronde, grote borsten. Een prompte C, daar had ik mijn zinnen op gezet. Ik wilde een kloeke boezem waar mannen hun hoofd troostend op konden laten rusten. Marilyn Monroe-achtige prammen, die onwillekeurige bollingen in broeken van hitsige jongens veroorzaakten. Volle T-shirts en diepe decolletés. Helaas had mijn lichaam iets anders voor me in petto. Heel lang bleef mijn borstpartij hangen op maatje A. En daar was ik niet zo blij mee. Toen de pil ook geen groeispurt veroorzaakte, begreep ik dat ik me er bij neer moest leggen: ik zou nooit een vrouw worden tegen wiens borsten mannen praten. En even voor de duidelijkheid: neptieten hoef ik niet.
Inmiddels ben ik blij met mijn borstjes. Ze zijn niet peervormig, hangen niet en hebben geen langspeelplaten als tepels. Alleen blijven ze in de categorie ‘klein maar fijn’ steken. Voordeel hiervan is dat ik geen peperdure bh’s hoef te kopen, nooit een pijnlijke borstverkleining hoef te ondergaan en geen last heb van aanhoudende rugpijn. Ik heb me erbij neergelegd. Stiekem kijk ik wel uit naar mijn eerste zwangerschap. Als het goed is mag ik dan tijdelijk genieten van een indrukwekkende boezem (ook wel melktieten genoemd door Mathijs). Het wordt een klein hoogtepunt in de geschiedenis van mijn borsten. Alleen jammer dat ze na deze kortstondige periode van trots, nut en aanzien waarschijnlijk vervallen tot theezakjes.