Het heeft een beetje iets zieligs, iets meelijwekkends. Terwijl half Nederland een vrije dag heeft vanwege Goede Vrijdag en de rest van Nederland vrij heeft genomen vanwege het fenomenale weer, zit ik wederom op vrijdagmiddag binnen op kantoor te werken. Buiten schijnt, net als vorige week, de zon alsof ze net ontdekt heeft hoe het moet en nu wil laten zien hoe goed ze het kan. Mensen lopen langs in t-shirts, rokjes en met-zonder-jas. En ik? Ik kijk naar ze. Tijdens de lunch zijn collega G en ik even naar ons favoriete bankje gegaan om ons te laven aan de zonnestralen. Dat was heerlijk. Maar onvermijdelijk komt het moment dat één van ons tweeën zegt dat ‘we nu toch echt weer terug moeten’.
Maar wat zit ik te zeuren? Wil ik dan liever van dat kouwe-kikkerlandjes-weer? Nee, dat is helemaal deprimerend. Ik ben gewoon jaloers. Jaloers op al die mensen die nu nippen van hun rosé of een verfrissende slok van een witbiertje nemen. Terrasgasten die vanavond hun roodbruine decolleté proberen te koelen en bij wie de komende paar dagen de zonnebril in het gezicht gebrand staat. Er is één troost: hoop. Hoop dat het morgen niet net zoals vorige week zaterdag een grijze dag wordt. Ik dagdroom van net zo’n fijne dag als vandaag. Liefst het hele weekend. Wie hoopt er mee? Zucht (staart nog maar eens uit het raam).