Mels melktandjes

Ik ben dertig jaar en ga al sinds ik tanden heb naar de tandarts. Netjes elk half jaar, want dat hoort zo. Meestal is er geen vuiltje aan de lucht, een incidentele vulling en wat gedoe rondom verstandskiezen daargelaten. Ik vind het ook niet erg om naar de tandarts te gaan. Ik poets netjes en zou wat meer kunnen flossen, maar ach wie niet?

Gisteren verliep mijn tandartsbezoek wat anders dan normaal. Heel anders eigenlijk. Mijn nieuwe tandarts (ik ga graag te voet) had een half jaar geleden al ontdekt dat mijn twee bovenste hoektanden wel erg klein zijn. Hij dacht aan melktanden. Helemaal verbaasd inspecteerde ik ’s avonds mijn gebit. En verrek, die krengen zijn in verhouding verdacht klein. En ik kan me ook niet herinneren dat ik ze in mijn bewaardoosje heb gestopt.

Deze keer maakte de tandarts daarom wat extra foto’s. Even checken of die grote mensen tanden nog ergens verstopt zitten. En wat blijkt? Boven mijn schattige, kleine, gelukkig nog stevig verankerde melkhoektanden zweven twee echte hoektanden. Horizontaal. Gelukkig snijden ze geen wortels door, aldus de tandarts. Gek genoeg, nu ik weet dat ze er zijn, voel ik ze ook als ik met mijn vinger over het tandvlees wrijf.

Wat nu? Op het moment niets. We houden het in de gaten, zei de goede man. Ik had al visioenen van een tandvlees opensnijdende kaakchirurg en afgebroken hoektanden in een appel. Maar voor nu hoef ik me daar geen zorgen over te maken. Maar. Geen garanties voor de toekomst. Dus als ik later opeens roep dat ik bang ben voor de tandarts, dan liggen hier de wortels van die angst.