Stemzucht

SP-leden deelden ijsjes uit in de winkelstraat. Hoe erg is het met ons Nederlanders gesteld dat we ons laten verleiden door een ijsje? Zijn er mensen die dan denken: “die SP is zo gek nog niet, daar ga ik op stemmen!”? Of dat je een hele bos PvdA-rozen verzamelt en daardoor overstag gaat. Het moet niet gekker worden.

Met een zucht besefte ik me dat het hele circus weer is begonnen. Pinnige debatten vol slimme uitsmijters, bijtende kritiek richting de andere lijsttrekkers en door de communicatieafdeling gestileerde minuutjes voor de camera. Ik word er moe van. En het kost allemaal zoveel geld. Geld dat we momenteel wel beter kunnen gebruiken. Om eerlijk te zijn heb ik helemaal geen zin om te gaan stemmen. Ja, het is vloeken in de kerk (zeker die van mijn moeder) en ja, ik ga mijn stem netjes uitbrengen aangezien ik ben opgevoed met het idee dat je het niet alleen je recht is maar ook je plicht. Maar toch, stiekem wil ik niet.

Want stemmen betekent dat je je eerst moet verdiepen in de materie, anders weet je niet op wie je moet stemmen. Wie vertegenwoordigt mijn belangen? Twee stemwijzers later heb ik een gelukkig een idee gekregen (lang leve de stemwijzers). En vervolgens ga ik op 12 september, gewapend met stempas naar het dichtstbijzijnde loket. Ik zet een virtueel kruisje achter één naam. En dan? Dan komt mijn ene stem op een hele grote hoop. En dan is de kans aanwezig dat er, net als de laatste keer, een coalitie ontstaat waar ik me echt totaal niet in kan vinden. Voor zo lang als het duurt natuurlijk. Daarna begint het hele gedoe gewoon opnieuw. Het voelt zo nutteloos. Aan de andere kant wil ik het kleine idealistische vlammetje in mij niet negeren. En vind ik dat we het helemaal nog zo slecht niet hebben in Nederland. Nee, we hebben het hartstikke goed. En dat wil ik graag zo houden. Dus ga ik weer stemmen, al is het met een diepe zucht.

Wie wil er nog satésaus?

Tijdens de vakantie gelden er andere regels. Geen (nauwelijks) werk, geen wasjes draaien, geen verplichtingen en geen katjes. We zaten op een Zeeuwse camping in een stacaravan en alles was anders. Meer zon, meer slaap, meer vrije tijd en meer spelletjes. Op zo’n camping groet iedereen elkaar (los van een paar sacherijnen, tegen wie we steevast enthousiast ‘hallo’ blijven roepen). Iedereen is zoveel mogelijk buiten en elk terrasje wordt benut om de benen te strekken en de magen te vullen.

Meestal is het heel rustig op ons stukje camping, we zitten aan het eind van een doodlopend weggetje. Maar op een van onze vakantiedagen had een van onze buren zijn familie op bezoek. We vermoeden een verjaardagsfeestje. Tussen de buien door (het is al even geleden) zaten ze buiten te praten, te lachen en te borrelen. Om vijf uur staken ze de barbecue aan. En hoewel we niet wilden afluisteren, was het onmogelijk om de gesprekken niet te volgen. De familiedynamiek was pijnlijk en prachtig duidelijk.

Iemand had de hele barbecue ramvol gekieperd met kolen. Trots hoorde we hem zeggen dat het vuur heet was ‘wow!’. Leuk hoor, alleen vervolgens legde iemand anders het rooster vol satés en hamburgers die natuurlijk binnen twee seconden verbrandden of vastplakten, of allebei. Een tante probeerde het nog te redden door continu alles om te draaien, maar daar werden de vleesjes natuurlijk niet sneller gaar door.

En ondertussen was er die oom. Iedereen heeft er wel zo eentje. De oom die de hele dag al uitkijkt naar zijn moment van roem, zijn minuut in de spotlight. Hij ging zelf, ja mensen, helemaal zelf (al ging het zo snel dat we vermoeden dat hij niet zijn eigen pinda’s stond te malen) satésaus maken. En dat was me toch een happening! Kon hij al beginnen?, want het was zo klaar. Het was echt geen moeite hoor, wie wilde er eigenlijk? Ok, hij ging aan de slag. De saus is klaar, heb jij al saus? En jij? De saus is op, wie wil er nog? Ik kan zo bijmaken. Ik kan zo bijmaken. Als iemand nog wil… Een lieve nicht stelde hem gerust ‘de saus is heerlijk’. Zo, die kon die nacht ook weer slapen.