Gokje wagen

Heel even flitste het door mijn hoofd: ‘zal ik?’. 33,2 miljoen is een hoop geld. Een bedrag dat je leven voorgoed verandert, dat keuzes over huizen, carrière en kinderen in een ander licht zet. Het licht van mogelijkheden.

Al jaren zijn we lid van de Postcodeloterij. Eerst met één lot, later met twee (je kon immers een BMW winnen) en de verdubbelaar. Score tot nu toe: vier bakken ijs en 200 euro. Kosten: hoger dan de opbrengst. Het voordeel van deze loterij is dat je nog kunt zeggen dat je het ‘doet voor de goede doelen’. Zij een kans, wij een kans. Zij een waterput, wij een villa. Ja, dat geeft een lekker gevoel. Stoppen kan niet. Want dan zul je natuurlijk zien dat die zomerkanjer de eerstvolgende keer op onze postcode valt. En dus wordt er elke maand geld afgeschreven en vind ik het altijd spannend als ‘ons koffernummer’ wordt gekozen bij De Koffertjes op Zondag. Dan wacht ik nog even met naar bed gaan zodat ik er nog appetijtelijk uitzie voor Winston en de mensen thuis. Maar helaas.

Ik heb wel eens een Staatslot gekocht maar nog nooit iets gewonnen. Om de één of andere reden voelt het voor mij willekeuriger om een Staatslot te kopen. Het doet ook geen pijn als je geen lot koopt en niets wint. Want je weet toch niet of jij dat winnende lot had gekocht. Als ik al die cijfertjes zie besef ik hoe klein de kans is dat ik iets win. Waarom zou je daar een gokje op wagen? Dan kun je beter een vermogen op rood zetten in het casino. De kans dat je dan wint, is een stuk groter.

En dus doe ik het niet, al zou het zo lekker zijn. 33,2 miljoen. Als ik eerlijk ben, vind ik het zelfs een beetje teveel. Wat moet een mens met zoveel geld? Doe mij maar drie ton, daar zou ik ook al heel blij mee zijn. Eigenlijk is het te gênant voor woorden dat ik dit schrijf met mijn man, huis, leuk werk en twee gezonde kinderen. Vooruit, laat dat geld maar zitten en doe een extra waterput in Afrika. Dan stort ik iedere maand wel mijn bijdrage.

De W van wat?

Ik kan mijn jeukende handen niet langer negeren. Ik móet er iets over schrijven: het Koningslied. Ter voorbereiding op deze blog heb ik het volledige nummer beluisterd en de klip bekeken. Een prestatie op zich. Want nee, ook ik ben niet laaiend enthousiast. Zeker niet over het tweede rapstukje met de W van Willem, of over het zoetsappige karakter van de muziek en de tekst. Dat ik geen fan ben, zal niet verrassend zijn.

En toch waren de artiesten en met name arme John Ewbank heel erg verrast door de reacties van het Nederlandse volk. Is het gebrek aan zelfkennis? Ewbank zal toch wel vaker liedjes schrijven die geen hits worden, alleen sterven die dan een stille dood in plaats van dat ze een publieke steniging ondergaan. Had hij er niet op gerekend dat het Koningslied ook negatief ontvangen kon worden? Waarschijnlijk heeft hij dan de kracht van social media en het plezier dat mensen beleven aan het anoniem veroordelen en vervloeken van dingen onderschat. Dat is nu juist zo makkelijk, ‘lekker’ en gevaarlijk van social media.

Het lijkt erop dat de makers van het lied dachten ‘hoe meer mensen meedoen, hoe beter’. Op zich geen verkeerde gedachte want zo wordt het een tijdsdocument (en wat voor één!). Alleen leidt samenwerken aan zoiets creatiefs als een liedtekst vaak tot compromissen. En compromissen zijn niet meestal niet het allermooist. Tel daarbij het thema ‘mijn droom voor de koning’ op en je ziet het lied langzaam richting afgrond verdwijnen. Hoe kun je over zo’n thema schrijven zonder poëtisch, hoogdravend, zoetsappig en Mini-playbackshowachtig te worden? Dat kan niet, blijkt wel.

Ik ben benieuwd wat we gaan zingen op 30 april. Ik wacht nog maar even met het instuderen van deze nieuwe hit. Wat is er eigenlijk mis met het Wilhelmus? Ok, de tekst is wat oubollig en de koning van Spanje eren we allang niet meer, maar toch. Ik houd wel van een beetje traditie.

Consuminderen met Pasen

‘Fijne feestdagen’, dat wenste iemand me toe vorige week. Bijzonder vriendelijk natuurlijk, maar mijn eerste reactie was ‘hè, feestdagen?’. Afgelopen weekend was het Pasen. Hoewel ik ben opgegroeid met het Paasverhaal, is het voor mij toch vooral een extra vrije dag (beetje jammer dat dat als ZZP’er weinig toegevoegde waarde heeft). En volgens mij is het dat voor de meeste mensen. Ik zie Pasen niet als een feestdag en verbaasde mezelf erover dat ik vrijdag maar weinig mensen kon bereiken. Oja, Goede Vrijdag…

Als het aan de supermarkten ligt, zien wij Pasen wél als feestdag of als feestdagen. De reclames wijzen ons op chocolade-eitjes en -hazen, allerlei eiergerechten, luxe broodjes, Paasstollen en uitgebreide brunches. We moeten consumeren wánt het is Pasen. En het ergste is dat ‘we’ er ook nog intrappen: ieder jaar met Pasen stijgt de omzet van de supermarkten een klein beetje. Ik wil hier niet aan meedoen, maar aangezien ik ook gewoon moet eten bevond ik mij zaterdag op een überdrukke markt en in een aardig volle supermarkt. Het was nog niet zo erg als de dag voor kerst (waarbij ik ooit een keer heb meegemaakt dat mensen ruzie kregen vanwege een zakje rucola), maar gezellig was anders.

Daarom wil ik een oproep doen: trap er niet in! Neem een doosje extra eieren en een zakje paaseieren mee en laat het daarbij. Ben je Christelijk? Vier Pasen dan zoals het bedoeld is. Zo niet? Geniet van je vrije tijd maar laat je niet indoctrineren door de supermarktreclames. Ja, het is leuk om samen vrij te zijn. En ja, dan mag je best wat uitgebreider eten. Maar laten we niet overdrijven. Het moet wel leuk blijven.