Het tijdperk van de kaars

Je weet dat je uit de kleine kinderen bent, als je weer zin krijgt om waxinelichtjes neer te zetten. Ze stonden jarenlang te verstoffen in de kast. Ik kon het me simpelweg niet meer voorstellen dat ik het zou doen. Van die sfeervolle waxinelichtjes op de salontafel of de vensterbank. Laat staan hoge dinerkaarsen in een kandelaar.

Ik kreeg meteen visioenen van grijpgrage vingertjes in dampend kaarslicht. Van door de kamer suizende lange exemplaren en spetters kaarsvet overal. Van kwetsbare waxinelichtjeshouders, uit elkaar spattend in duizend stukjes in kinderknuistjes. En dat ik vervolgens aan de gang zou moeten met lapjes, pleisters, de stofzuiger en een strenge stem. Daar is niets sfeerverhogends of romantisch aan.

Maar nu kan het weer.

Sterker nog, de oudste twee vinden het leuk om ze aan te steken. Dat kost wat extra lucifers, en je moet er wel even bijblijven, maar het plezier is groot. Het is dubbel wennen voor iemand die zelf pas in groep acht haar eerste lucifer durfde af te strijken. En die het brandende stokje van schrik meteen op de vloerbedekking liet vallen. Plus dat het überhaupt wennen is dat kaarsjes weer hun intrede hebben gedaan in mijn leven.

Een lading gezellige troep treedt ons huis binnen. Ik kan de drang om van die veel te dure, kleurige, gedraaide kaarsen te bestellen nauwelijks onderdrukken. Nieuwe houders moeten er komen, en geurkaarsjes, ter vergroting van de feestvreugde.

Maar bovenal is het een teken van de tijd. Er kan weer wat meer. Nu de rest van Nederland nog. We branden er vanavond een kaarsje voor.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *