De jongste zijn, ik weet hoe het is.

Niet voor vol aangezien worden, want jij bent te klein.
Mijlpalen mondjesmaat vieren, want het nieuwe is er vanaf.
En hoe oud je ook bent, je blijft altijd de jongste.
Plus het eeuwige verwijt dat je verwend bent (wat op sommige punten natuurlijk wel zo is).

Wij waren vroeger met drie kinderen thuis, net als nu bij ons.
Vaak was het leuk om de jongste te zijn, met twee grote zussen boven me. Maar soms ook niet.

De geschiedenis herhaalt zich.
Onze jongste is inmiddels 9 jaar, al zegt hij zelf dat hij ‘op weg is naar tiener’. Langzaam maar zeker slaat hij zijn vleugels uit. Op de fiets door de wijk, bal en sleutel in zijn rugzak. Soms blijft hij even weg, soms komt hij pas uren later vies, bezweet en dorstig terug (ik vermoed dat hij op diverse plekken een snoepje heeft gehad). Heerlijk!

Nou ontbrak het hem nooit aan een eigen wil. Daar was hij altijd al duidelijk in.

Tegelijkertijd was hij best meegaand, bereid om aan veel dingen mee te doen en positief of enthousiast daarover. Soms vond hij het minder leuk. Dan vroeg ik hoe hij het had gehad en zei hij iets in de trant van; “het was mwa, maar jij vindt dit wel leuk hè.” Kortom: weinig weerstand.

Nu niet meer. Meneer kiest zijn eigen pad en wijkt daar liever niet vanaf. Goede ontwikkeling, maar ook een lastige voor deze mama. Want al jaren roepen we dat ‘op een gegeven moment het schattige er vanaf gaat’. Lange tijd kreeg Huub veel voor elkaar met een lach, grapje of traan. Ik denk dat die tijd nu voorbij is. En dat, dat vind ik lastig.

Want mijn jongste is zo klein niet meer. Soms zou ik hem nog even in de draagzak op mijn rug willen stoppen, zijn verhaspelde woordjes willen horen, zijn kleine lijfje in een zwemvestje willen stoppen of zijn enthousiaste snoetje willen zien als we een flauw grapje maken.

Maar hij kan niet klein blijven, net zoals ik dat niet kon.

Loslaten he, dat opvoeden.