Krappe voldoende

Er zijn veel acceptabele eetcafe’s. Niet uitmuntend, maar prima voor de prijscategorie. Afgelopen donderdag ging ik met een aantal collega’s tapas eten bij Danza in ‘s-Hertogenbosch. En hoewel het een erg gezellige avond was, wat ik toeschrijf aan het gezelschap, kan ik de tapastent zelf helaas maar een krappe voldoende geven. Zo’n voldoende van hehe, dit tentamen hoeft in ieder geval niet opnieuw. Kortom: niet voor herhaling vatbaar.

Was het dan zo ontzettend slecht? Nee, zeker niet. De bediening was zo nu en dan goed en leuk, op andere momenten niet aanwezig of kwijt. Drankjes werden vergeten, we moesten lang wachten. En ja, het zat vol, maar het was nou ook weer niet superdruk. De sfeer was gezellig. Alleen jammer dat de twee deuren van het voorportaal lastig dichtgingen waardoor wij het grootste gedeelte van de tijd op de tocht zaten. Hoeveel kost zo’n dranger nou? Denk ik dan.

De tapas zelf waren ok. Sommige hapjes waren erg lekker, zoals de gehaktballetjes in tomatensaus. Bij andere had ik het gevoel dat ze rechtstreeks van de Sligro kwamen, zoals de gemarineerde kip. De olijven waren zo scherp en zo vol van knoflooksmaak dat ik vermoed dat ik de halve trein heb vergast. En de creme catalana was smaakvol, al kwam de ‘vla’ waarschijnlijk uit een pakje en was van een krokant suikerlaagje absoluut geen sprake. Erg jammer.

De avond was erg gezellig. De sfeer in Danza is gemoedelijk, door de meerdere gangen met hapjes kun je uitgebreid tafelen. Maar dat is inherent aan tapas-eten en dus niet een specifiek pluspunt van Danza zelf. We eindigden de avond met een dompertje. De rekening klopte op een paar punten niet en kwam dus duurder uit. Daar heeft collega G. iets van gezegd. De echte afsluiter was het verhaal van hoe collega G haar man ontmoette. Een verhaal met een hoog vermaakgehalte, veel humor en mooie details. Daar kan Danza nog en puntje aan zuigen.

Letterlijk nieuwsgierig

‘Turks vliegtuig crasht in weiland bij Schiphol.’ Was het tien minuten voor het ongeluk nog de kredietcrisis die de boventoon voerde op de nieuwspagina’s, nu schittert deze onfortuinlijke crash opeens in grote, dikke letters op alle sites. Als je bedenkt waar het vliegtuig ook had kunnen landen, de huizenpartij op de achtergrond of de snelweg, dan hebben ‘we’ geluk gehad. Aan de andere kant blijft het verschrikkelijk. Het nieuws nu: negen doden, vijftig gewonden waarvan vijfentwintig ernstig.

Mathijs belde me meteen toen hij het hoorde. Niet omdat ik nou zoveel bekenden in Turkije heb, maar omdat ik van nature houd van nieuws. Ik ben letterlijk nieuwsgierig. Als er zoiets als dit gebeurt, zit ik er bovenop. Ik wil liefst elke vijf minuten een update en lees elk onbenullig detail. De meiden van Halal zaten bijvoorbeeld aan boord, ze mankeren niets, maar gaan ter controle naar het ziekenhuis. En Henk Westbroek zou eigenlijk meevliegen, maar deed dat op het laatste moment toch niet (waarom heb ik even gemist).

Begrijp me goed, ik ben geen ramptoerist. Ik spring niet in de auto om in de rij op de A9 te gaan staan en van mij hoeven ze ook geen microfoons onder besnotterde neuzen en camera’s op betraande ogen te duwen. Ik vind het écht erg en wil er daarom alles van weten. Ik weet nog precies hoe het ging toen de twee vliegtuigen in het World Trade Center in New York vlogen. Ik wist niet hoe snel ik thuis moest komen met de trein vanuit Hoofddorp (stage Viva) naar Uitgeest (ouderlijk huis). Daar kroop ik onmiddellijk achter de tv. ’s Avonds ging de telefoon, het waren mijn ouders in Griekenland. Ze begrepen niet veel van de beelden op de televisie met Grieks commentaar. Of ik het even wilde toelichten. En kijk, daar ben ik dan weer voor.

Carnavalsgekte

Toettoet! Lalalalala! Boinkboink, zwalk, zwalk. Terwijl ik hier binnen probeer serieus te werken is het buiten één groot gek feest. Een constante stroom bezoekers loopt vanuit het station richting centrum en voor het raam is het een komen en gaan van mensen met kleurrijke sjaals en aparte pakken. Als werkende ben je een buitenstaander. Je valt momenteel meer op in je gewone kloffie dan wanneer je iets debiels aan hebt.

Ik ben niet opgegroeid met carnaval. Ik maakte er voor het eerst kennis mee met huisgenoot en vriendin G. (eveneens afkomstig uit Zeeland en onbekend met het fenomeen). Wat onwennig trokken we onze tenues aan en togen naar Kruikenzeikersstad (Tilburg). Het kostte moeite om de carnavalsgekte te waarderen en dus schonk een vriend ons allebei een flink glas Schrobbelèr in. En toen was het opeens erg gezellig.

De daaropvolgende jaren vierde ik carnaval in de kroeg. En wat een feest was dat! Dagen- en nachtenlang doorwerken op dezelfde hoempapamuziek met dezelfde foute teksten. Dronken lui die de hele carnaval lang dezelfde outfit aanhielden (je wilt niet weten hoe ze roken) en langskwamen in de polonaise Hollandaise. Een bonk gezelligheid was het. Weer later maakte ik kennis met de carnavalsvereniging toen ik in een klein café werkte. Dat viel tegen. De hele Alaaf- en huldigingstraditie is aan mij niet besteed. En dat je ‘als je flink doorzakt, niet sacherijnig wordt’ bleek helemaal niet waar te zijn. Eerder het tegenovergestelde. Wat een stelletje … (vul zelf maar in). Dat was eens en nooit weer.

Inmiddels ben ik de horeca ontgroeid en heb ik ook niet gegarandeerd vrij of vakantie. Wel ga ik meestal op zondag naar de optocht in Tilburg kijken. Dat was dit jaar best gezellig. Lekker een biertje gedronken, op de achtergrond kwam de optocht voorbij en als afsluiting hebben we een heerlijke pannenkoek gegeten. Maar nu zit ik hier op de eerste verdieping van mijn werk met op de achtergrond zingende, schreeuwende en hossende mensen. Eigenlijk vind ik het maar een raar feest. Ongelimiteerd zuipen in het bijzijn van je kinderen, verkleed als idioot. En niemand die nog weet waarom carnaval gevierd wordt. Laat staan dat ze veertig dagen gaan vasten. Ik ben benieuwd hoe het station er morgenvroeg uitziet en waar het naar ruikt als ik weer in Den Bosch aankom. Vanmorgen was de straat bezaaid met confetti en lege plastic bekertjes. De verschaalde bierlucht prikte onaangenaam in mijn neus. Wat mij betreft mag het al woensdag zijn…

Huis weggekaapt

Een huis kopen is spannend. Gesprekken met de hypotheekadviseur, bezichtigingen, berekeningen en het inwinnen van allerhande informatie bij familie, vrienden en vreemden (in de douche bij Health City bijvoorbeeld). Je bent er stiekem constant mee bezig. Soms heel bewust en op andere momenten is het voortdurend aanwezig in je achterhoofd.

Vanmorgen hebben we een tweede bezichtiging gedaan van een huis waar we zelf enthousiast over zijn. Heel enthousiast. De ouders van Mathijs gingen mee voor een frisse, kritische blik en samen togen we naar de betreffende locatie. Toen ik een week eerder belde om een afspraak voor een eerste bezichtiging te maken, kon ik eigenlijk pas vanmiddag terecht. Dat vond ik te laat. En na wat schuiven, passen en meten, bekeken we het huis dus al vorige week vrijdag. Een afspraak voor een tweede bezichtiging was ook niet gemakkelijk. Helemaal niet omdat ik overdag in Den Bosch werk, Mathijs horecatijden heeft en bovendien een opleiding volgt. En dus stonden we pas vanmorgen weer voor de deur. Volgens veel adviserende familieleden geen probleem, het is immers een kopersmarkt en je moet geduld uitoefenen. En het huis staat pas drie weken te koop.

Maar wat bleek toen wij de prachtige woning betraden: er was een bod gedaan door een andere partij. Weggekaapt de middag voor onze tweede bezichtiging. Mijn voorgevoel klopte dus helaas. De verkopende en de geïnteresseerde partij zijn in onderhandeling en wij moeten afwachten. Pas wanneer ze er niet uitkomen, mogen wij een bod doen. En of we dan nog iets van de prijs afkrijgen, is maar de vraag. Mijn gevoel zegt bovendien dat deze partijen er wel uitkomen en het huis dus aan onze neus voorbijgaat. Een hele teleurstelling. Ik laat het even zakken en ga dan weer met frisse moed verder. Blijkbaar had het niet zo moeten zijn en wacht dé woning nog ergens op ons. Laten we het hopen.

Schrijfdrempel

Ik las vanmorgen dat Heleen van Royen aanraadt dat als je wilt schrijven, je vooral veel moet (blijven) schrijven. Dat klinkt als een open deur, maar is eigenlijk meer ‘een waarheid als een koe’. De drempel om te schrijven wordt steeds groter als je het een tijdje niet doet. Gelukkig is dat bij mij niet van toepassing want op mijn werk produceer ik aan de lopende band teksten.

Maar toch blijft de schrijfdrempel een issue voor mij. De oplettende lezer heeft misschien gemerkt dat toen ik mijn site startte, ik drie categorieën in het leven heb geroepen. Twee daarvan komen beurtelings aan bot (vuistje en hoofd), maar in nummer drie, de dikke duim, blijft het angstvallig stil. En dat komt omdat fictie schrijven in mijn ogen heel wat anders is dan schrijven met een vaststaande aanleiding en onderwerp. Ik kan deze blog trouwens heel stiekem in derde categorie plaatsen, maar dan speel ik vals.

En toch begint het te kriebelen. Als ik zomaar een verhaaltje verzin, gaat dat meestal vlot. Mits ik dus een aanleiding en onderwerp heb. Alleen dan verzonnen. Conclusie is dus dat ik een duwtje in de goede richting nodig heb. Vervolgens moet ik het ook nog aan jullie, het grande publiek, laten lezen. En dat is ook nog best lastig. Wanneer je namelijk een actuele aanleiding als onderwerp gebruikt, heb je te maken met vaststaande feiten. Daar heb je geen invloed op. Bij fictie mag je alles zelf bedenken en heb je dus geen excuus om een stom idee te verwerken. Je hebt altijd de keuze voor iets beters. Kortom ik heb last van een fictieve schrijffaaldrempel. Mooie conclusie, maar hoe kom ik er vanaf?

Gewoonweg goddelijk

Mijn moeder kent me goed. Natuurlijk denk je, het is je moeder, maar toch wilde ik het even gezegd hebben. Dat ze me zo goed kent, bleek afgelopen woensdag weer eens toen we aanschoven in het gezellige restaurantje Mas in Utrecht. Na een wandeling van een minuut of twintig langs idyllische Utrechtse straatjes, grachten en prachtige ouderwetse panden, vonden we Mas. Mama had er eerder gegeten met een tante die het weer ontdekte na een concert in de vlakbij gelegen tijdelijke concertgebouwlocatie.

Zoals de meeste mensen wel weten: ik houd van lekker eten (en van nog wel meer dingen, maar die zijn nu even niet aan de orde). Een restaurant moet goed zijn, gezellig, het eten smakelijk, origineel en niet te veel, de wijn heerlijk en bijpassend en de bediening leuk en verzorgend. Als ik het gevoel heb dat ik nergens op hoef te letten en dat ik in de watten word gelegd, dan is het goed. Ik ben geen gemakkelijke, kritiekloze tafelgenoot. Lastig dus om een restaurant te kiezen dat aan mijn hoge eisen voldoet.

Maar zoals gezegd, mijn moeder kent me goed. Na het etentje met haar zus in Mas, wist ze ‘dit is iets voor Melinde’. En zo geschiedde. Mas is een sfeervol, klein restaurant met een bovenverdieping die ’s woensdags niet open was. Ze hebben hun concept tot in de puntjes doorgevoerd, iets wat ik als medewerker van een communicatie- en marketingbureau erg kan waarderen. Vier originele kleuren, ieder seizoen een kleur en dan niet de meest voor de hand liggende. In de winter kiezen ze voor geel, want dat vrolijkt de boel zo lekker op. De kleuren zie je terug in de bloemen, kaarsen, een gordijn, de rekening, de betegeling in het toilet (!) en in de menukaart.

Of beter gezegd: menukaartjes. Je krijgt een houten doosje met daarin per gerecht een kaartje in memorieformaat. Zo selecteer je gemakkelijk wat afvalt en wat niet. En ik kan je verzekeren; er is keuze te over. De kaart wisselt elk seizoen en wordt aangevuld met extra gerechten. Mama at: gemarineerde rauwe tonijn met op de huid gebakken meerval, dungesneden coquilles met iets wat ik vergeten ben en als toetje een tarte tartin flan met vanillesaus. Ik koos voor de krokant gebakken zeeduivel met langoustine en venkelappel, kalfswang met gebrande mosterd en zoetzure rode kool en als dessert en gewoonweg goddelijk warm chocoladetaartje van witte en pure chocola met vanille-ijs. Ik had weer een ouderwets chocolademomentje. De amuse was een knolselderijsoepje met een mousse van ecrivisstaartjes.

Doezelig van de wijn, voldaan van het overheerlijke eten en rozig van alle goede gesprekken, liepen we door de frisse buitenlucht weer richting station. Zeker voor herhaling vatbaar! www.masrestaurant.nl.

IJspret

In onze kast prijkt sinds ongeveer anderhalve maand een ijsmachine. Met dank aan Mathijs, die Hoofd Onderhandelen is, kochten we het nog nooit gebruikte apparaat van Philips voor een prikkie via marktplaats. De koop vond plaats op een ijskoude, witbesneeuwde maandagavond begin januari, een toepasselijk moment om weg te dromen bij de koelte van zelfgemaakt ijs.

Sindsdien heb ik al vele malen dankbaar gebruik gemaakt van de ijsmachine. Ik kan het iedereen aanraden. Als je eenmaal de zachte, smeuïge structuur hebt geproefd van zelfgemaakt ijs, wil je niet meer anders. In januari heb ik me vooral geconcentreerd op allerlei varianten yoghurtijs (dit in het kader van de goede voornemens); frambozen, aardbei, banaan, kaneel en ananas. Stuk voor stuk verrassend lekker, al moet ik bij de banaan nog de juiste verhouding banaan-suiker-yoghurt vinden.

Vriendinnetjes Petra en Anne kwamen afgelopen zaterdag bij me eten. Ik had nogal lovend over mijn nieuwe apparaat georeerd en Anne had zo ongeveer geëist dat ik kaneelijs maakte. Ik had geen keus: kaneelijs zou het worden. Wandelend over de markt ’s ochtends raakte ik geïnspireerd door de verse stroopwafelkraam en dus werd het kaneelijs met stukjes stroopwafel. Ik zocht een recept op dat iets lastiger was dan het yoghurtijs (alles mengen met de staafmixer en hup in de machine). Ik moest room koken met een kaneelstokje en dat dan roeren door een mengsel van eidooiers en suiker. Alles in de machine en op het laatste moment de stukjes stroopwafel erbij.

Nou mag ik mezelf eigenlijk niet op de borst kloppen, dus alle hulde gaat naar het apparaat, maar wat was dat lekker! Heerlijk romig kaneelijs, niet te zoet, smeuïg en zacht met plakkerige stukjes stroopwafel die zorgden voor een kleine ‘bite’. Echt, een ijsmachine: ik kan het iedereen aanraden. Dat belooft wat voor komende zomer; lang buiten natafelen tijdens zwoele avonden, opgefrist door smaakvol ijs. Nu alleen nog dat huis met die zonnige tuin erbij.

Open boek

Mijn gezicht spreekt boekdelen. Sommige mensen hebben van nature een poker- (of poep)gezicht. De ogen uitdrukkingsloos, de mond een streep en de kaken strak. Geen greintje emotie te vinden op het uitgestrekte gelaat. Zoniet bij mij. Als ik iets leuk vind, dan is dat overduidelijk. Opgekrulde mond, stralende ogen inclusief lachrimpeltjes en zo nu en dan zelfs aangevuld met wat blije kreetjes of een bulderend lachsalvo. Als ik teleurgesteld ben of het even niet zie zitten, dan hangen mijn mond en ogen, en meestal ook mijn schouders. Eenmaal verdrietig dan schieten de tranen razendsnel tevoorschijn en als ik iets niet leuk vind dan maakt de uitdrukking op mijn gezicht dat haarfijn duidelijk.

Bovendien ben ik in mijn mimiek een meelevend persoon. Wanneer vrienden een zielig, grappig of interessant verhaal vertellen, ben ik overduidelijk verdrietig, blij of hang ik aan hun lippen. Datzelfde geldt voor televisieprogramma’s. Ik kan bij Onderweg Naar Morgen een traantje wegpinken, brul zo nu en dan keihard mee met zielige films of lig helemaal dubbel bij America’s Funniest Homevideo’s.  Op zich is dat niet erg als je in je eentje thuis voor de televisie zit. En zelfs de blikken van Mathijs zijn nog te overkomen. Hij kijkt wel eens naar mij terwijl ik naar de tv kijk. Ik ga er dan helemaal in op en heb niet door dat zijn ogen op mij gericht zijn. Glimlachen, verbaasd kijken, een boze blik; de ene uitdrukking volgt de ander in rap tempo op. Meestal resulteert dat in een vertederde glimlach van Mathijs. En dan weet ik: ik doe het weer.

Het wordt alleen een ander verhaal op de sportschool. Health City heeft cardio-apparaten met televisieschermen erop gemonteerd. Je plugt een hoofdtelefoontje in het apparaat en volgt tijdens het sporten je favoriete programma’s. Een fantastisch idee, want als je in zo’n programma opgaat, vliegt de tijd. Voor mensen zoals ik heeft het alleen één groot nadeel: iedereen ziet wat ik van het programma vind. En die blikken zijn eigenlijk best intiem. Regelmatig betrap ik mezelf op stiekeme lachjes of een boze frons. Snel breng ik mijn gezicht dan weer terug in de plooi, maar toch. Het lijkt me erg vermakelijk voor de andere sporters, maar ik schaam me er een beetje voor.