Tijd of geld

Met dank aan lieve vriendin N. en de huidige digitale mogelijkheden luister ik nu al een paar dagen naar Paolo Nutini. Zijn naam doet een Italiaanse Casanova-achtergrond vermoeden, wat klopt, maar officieel blijkt Paolo Schots te zijn en lijkt hij meer op Wouter Hamel dan Eros Ramazotti. Ik vind een aantal nummers erg mooi, maar ‘Last request’ en ‘New shoes’ springen er uit. De eerste vanwege de heerlijke melancholie en het zinnetje ‘don’t shrug your shouders’. Ik heb dan meteen een beeld van een ontroostbaar meisje met een pruillip. Mooi vind ik dat, als een paar woorden meteen een heel beeld schetsen.

Bij ‘New shoes’ blijft ook een zin uit het refrein hangen. Dat gaat zo:
“… I said, hey, I put some new shoes on and everybody’s smiling,
It so inviting,
Oh, I’m short on money,
But long on time,
Slowly strolling in the sweet sunshine…”

Het doet vermoeden dat Paolo een beetje een lamlul is (excusez le mot) die de hele dag een beetje rond wandelt op nieuwe schoenen. Maar los daarvan zet het ‘short on money, but long on time’ me aan het denken. Want wat is nou echte rijkdom? Tijd of geld? Ik peins er nog even over terwijl ik uitkijk over de weide zee, het duinenlandschap en blije toeristen met in mijn oor de zacht-zwoele stem van Paolo.

Fikkie gezond

Drie dagen achter elkaar barbecueën, dat deden we de laatste keer dat we naar Zeeland gingen. Denk niet drie dagen speklappen en hamburgers, zeker niet. Nee: zelfgemarineerde kipsaté, vispakketjes met zalm, garnalenspiesjes, worstjes (ja, toch wel), gegrilde groene asperges en paprika en gemengde salade. Ik ga watertanden bij het idee. Deze keer probeer ik niet te vergeten om speciale kruiden mee te nemen (bijv. gemengd chilipoeder en mosterd- en korianderzaad), zodat de marinades nóg bijzonderder worden.

Deze keer vermoed ik dat we donderdag en vrijdag het vuur weer opstoken. Op zaterdag onderbreken we het barbecueën voor een ongezonde dag Concert at Sea. Vorig jaar had ik me tegoed gedaan aan poffertjes, pizzapunten, friet en een broodje hotdog. Dat belooft wat! Na dit culinaire dieptepunt stort ik me vol overgave op een gezonde variant van de barbecue. Want dat is zeker mogelijk. Het wordt: groentespiesjes van paprika, asperge, ui, tomaat en courgette. Gemarineerde visspiesjes (met mosterdzaad en citroen) en kipsateetjes. Flinke salade erbij, geen kruidenboter maar olijfolie met zout en verse tijm en zelfgemaakte pittige tomatensaus. Ik kan niet wachten. Iemand nog andere gezonde barbecue-ideeën? Ik houd me aanbevolen.

Even onredelijk

Soms ben ik de rust en redelijkheid zelve, bemiddel ik tussen verkeerd begrepen gesprekspartners, laat ik vriendelijk lachend oudere dames voor in de rij bij de kassa omdat ze maar twee dingen hebben en roep ik enthousiast bedankt nadat iemand me eigenlijk helemaal niet geholpen heeft. Soms ook niet. De laatste tijd merk ik dat ik vooral niet voor rede vatbaar ben op twee momenten (het zijn er vast meer, maar deze springen er nu even uit), te weten op het station lopend in een gekanaliseerde mensenmassa en wanneer er geklust dan wel gelawaaid wordt (onbekende klussen die gepaard gaan met veel lawaai).

Ik licht dit even toe. Ik reis iedere dag heen en weer met de trein tussen het industriële Tilburg en het authentieke ‘s-Hertogenbosch. Gisteren ging ik, zoals zo vaak op dinsdag, spinnen. Ik heb dan beperkt de tijd. Eenmaal aanbeland op Tilburg CS maakte ik gisteren de grote fout om niet op tijd richting treindeur te lopen én in het midden van de coupé te gaan zitten (al moest ik blij zijn dat ik überhaupt kon zitten). Ik moest aansluiten in de trage rij naar buiten schuifelende mensen en het duurde wel even eer ik op het perron stond. Meestal laat ik me gedwee meevoeren door de stroom van de kudde, maar nu wipte ik zenuwachtig heen en weer op mijn tenen. De trein had namelijk vijf minuten vertraging dus ik ‘was al la-haat’. Vervolgens perste ik me met de gehele kudde een smalle trap af, tegenliggers en vouwfietsen ontwijkend de kleine gang door en wegduikend voor senioren door de wat ruimere hal. Eenmaal buiten schreeuwde de dikke daklozenkrantverkoper me vanaf zijn stoel een blij verbeten ‘Allee allee’ toe. Ik manoeuvreerde mezelf langs de slenteraars richting mijn fiets en merkte: ik ben onredelijk sacherijnig.

Mijn andere bron van ergernis is lawaai. Met het risico dat ik klink als een ouwe zeur, moet ik bekennen dat ik houd van rust en stilte. Een kabbelend beekje, jazzy deuntje of het geluid van aanrollende golven, vind ik heerlijk, maar lawaai: nee. Sommige mensen werken stoïcijns en effectief in hun eigen wereldje zonder last te hebben van pratende collega’s, slijptolbedienende bouwvakkers of rinkelende telefoons. Ik dus niet. Het zal wel door mijn nieuwsgierige aard komen, maar telefoons en gesprekken op geluidsafstand leiden mij altijd af. Ik móet weten wat er aan de hand is. En bouwvakkers, nouja, die haat ik dus. Dat is niet persoonlijk bedoeld en bovendien erg onredelijk en onaardig (ik weet het). Maar dat lawaai! Ik word er horendol van. Overigens een prachtig woord dat vaker gebruikt mag worden: horendol. Zoals je merkt heb ik ze niet meer op een rijtje. Daarom gaan we er even tussenuit. De komende vijf dagen vertoeven wij aan de Zeeuwse kust (voor de inbrekers: onze buurman past op huis en katten, kom dus maar niet langs…), genietend van zee, zon, strand en Concert at Sea.

Dovendansers

Met het enthousiasme van een vrolijke adhd’er huppelden ze naar voren het podium op. Ze waren met z’n tweeën. Omstebeurt deden ze een liedje en zweepten ze het publiek op. Swingend, aandacht trekkend en ontzettend vrolijk gebaarden ze de tekst. Over wie ik het heb? De dovendansers tijdens Mundial. Twee dames beeldden alle liedjes van Sabrina Starke uit met een flair, inlevingsvermogen en een geestdrift dat het een lieve lust was. In één woord: geweldig!

In eerste instantie grapte ik ‘dat lijkt wel een doventolk’, wat dus ook zo bleek te zijn. De dame links op het podium trok bijna meer aandacht dan Sabrina zelf. Ze gebaarde ritmisch en danste daarbij. Op zich een goed en leuk initiatief vond ik, zo kon iedereen van de tekst genieten. Alleen, bedacht ik me vervolgens, een doventolk is voor dove mensen. En dove mensen kunnen niet horen, wat betekent dat ze de muziek ook niet kunnen horen. Wat heb je dan aan zo’n optreden? Ik besprak dit met een meisje uit onze groep, die me verzekerde dat als je doof bent, je wel trillingen voelt. En je pikt natuurlijk ook de gezelligheid mee van het festival. Dat kon ik alleen maar beamen.

Als niet-dove voegt het trouwens ook wat toe, vind ik. Ik weet nu bijvoorbeeld hoe je liefde uitbeeldt; sla beide handen op je borst en spreid ze daarna uit richting de andere mensen, lach blij. En het woord lelijkheid is me ook bijgebleven; maak van je linkerhand een kommetje, dat je op je hoofd plaatst terwijl je een soort van builenpest uitbeeldt, kijk hier vies bij. Toch handig, als je iemand stiekem héél lief of lelijk vindt.

Onbegrijpelijk zomerdipje

Zomerdepressie, ik las er vanmorgen over in de Spits. Eigenlijk bestaat het niet, aldus een geciteerde psychologe. Het is net zoiets als winterdepressie, waarvan de officiële term winterblues is. De zomerblues dus. Mensen worden moe, lamlendig en somber van lange, zonnige dagen. Het voelt alsof ze blij móeten zijn. En daar is weinig begrip voor.

Nou heb ik van mijn papa en mama geleerd dat je altijd moet proberen je te verplaatsen in een ander. Dat heb ik gedaan en nog begrijp ik het niet. Zelfs ondanks het feit dat ik zonneallergie heb. Volgens de psychologe zijn deze mensen waarschijnlijk al een beetje down en worden ze door de confrontatie met blije mensen depressief. Ok, dat begrijp ik. Maar dan is het dus geen zomerblues maar een ‘het hele jaar door’-blues. 

Dit citaat vond ik op www.zomerdepressie.net:
“Mensen vinden iets pas gezellig als het warm en zonnig is. Ze gaan buiten zitten of verzinnen er een hulpoplossingen voor. Veel mensen hebben het idee dat de ‘mooie’ zomers de laatste jaren te ‘danken’ zijn aan de klimaatverandering. Ze beseffen niet dat een klimaatverandering niet alleen betekent dat er warmere en drogere lentes en zomers komen, maar ook heftigere schommelingen. Dus meer stormen, meer neerslag en daardoor mogelijk nattere zomers etc. Die onwetendheid vind ik onvoorstelbaar…”

Dan denk ik ‘ok, je vindt dat mensen zich bewust moeten worden van klimaatverandering’ en ‘ok, je bent meer een wintermens’. En wat dan nog? Zo lyrisch als iedereen over de mooie zomer oreert, zo heftig reageert de zomerdepressielijder. Een kwestie van ‘afzetten tegen’ en ook wel van conditionering. Heeft het merendeel van de mensen geleerd dat warm zomerweer leuk en gezellig is, een kleine groep ervaart dit juist andersom. Nou en? Ik snap het nog steeds niet. En als ik morgen in de regen op Mundial sta, al helemaal niet. Laat de zon maar schijnen!

Het lege bed

Mathijs zwaaide een week geleden naar een bejaarde overbuurvrouw op het balkon toen hij naar de auto liep. Op zich niets bijzonders, dat doet hij dagelijks. Hij riep vriendelijk ‘alles goed’ en kreeg een antwoord dat hij niet verwachtte. De man des huizes lag namelijk op sterven. Hij had terminale kanker, at en dronk niet meer. Hij lag alleen nog in de woonkamer met het ziekenhuisbed naast het raam waarschijnlijk afwisselend te kijken naar de wolken in de blauwe lucht en zijn lieve vrouw. Vijftig jaar waren ze getrouwd geweest en daarvoor waren ze al zeven jaar samen.

De vrouw liep weer terug naar binnen, pakte de hand van de man en zwaaide ermee als een soort laatste groet. Mathijs ging, nogal onder de indruk van dit droevige verhaal, richting auto. We wonen naast een bejaardentehuis en dan weet je dat de kans dat er iemand overlijdt of ernstig ziek wordt, groot is. Maar zulk nieuws op de vroege ochtend hakt er in. ’s Avonds vertelde hij het verhaal aan mij. We hadden het over de overbuurman, die ik niet zo goed kende. Hij had enthousiast gereageerd toen Mathijs een jaar geleden een kast aan het opknappen was op het balkon. Tips, werkwijzes en anekdotes gingen over en weer. En nu lag de man op sterven.

Sinds vorige week maandag kijk ik met een schuin oog richting het raam van de flat. Staat het bed er nog? Hoe lang doet iemand die niet meer eet en drinkt erover om dood te gaan? Even dacht ik dat het bed weg was, maar dan stond het er de volgende dag weer. Afgelopen weekend zag ik het duidelijk. Het bed stond er nog, leeg. De overbuurvrouw is na 57 jaar samen weer alleen.

Zwangerziekte

Je bent zwanger, niet ziek (nee, ik niet). Deze gevleugelde uitspraak klinkt regelmatig wanneer een zwangere vrouw zich afvraagt of iets (nog) wel mogelijk is. Of ze plaatst de opmerking zelf wanneer welwillende vrienden of collega’s haar iets veel te ontlasten. Het is een waarheid als een bus: zwangerschap is geen ziekte.

Ik heb weinig met dames die zodra ze bevrucht zijn alles uit hun handen laten vallen alsof ze opeens tot helemaal niets meer in staat zijn. Jaja, ik heb makkelijk praten, dat klopt. Daarom zal ik het aan de andere kant ook opnemen voor de hulpeloze, zwangere vrouwen. Sowieso is de ene zwangerschap de andere niet. Hangt de één wekenlang letterlijk haar gal te spuwen boven de pot, eet de ander lekker voor twee. Heeft de één een compacte strakke buik en meewerkend bekken, de ander drie liter vocht in de benen, bekkeninstabiliteit en een buik waarvan je vermoedt dat die een tweeling herbergt. Bovendien is het maar de vraag of het klopt dat ‘zwangerschap geen ziekte is’. De baby is als een parasiet in zijn moeders buik. Die pakt wat hij of zij nodig heeft, of mams het nou kan missen of niet. En als iemand een andersoortige parasiet heeft, laten we zeggen een lintworm, valt deze persoon wel in de categorie ‘ziek’. Kortom, zwanger zijn is niet niks.

Ik kan nu wel heel hard roepen dat als ik ooit (ja ooit) zwanger raak ik gewoon blijf sporten en niet alleen maar met een joggingbroek op de bank ga hangen, maar ik weet het niet. In mijn omgeving heb ik al een aantal keer gezien dat het op zijn zachts gezegd een beetje tegenviel. Deze vrouwen wilden wel ‘niet zeuren en genieten’, maar kwamen zichzelf nogal tegen. En dus, respect voor alle zwangere dames. Zwangerschap is dan wel geen ziekte, je kunt je behoorlijk ziek voelen.

Food for thought

Vrouwen denken twee jaar van hun leven aan eten, blijkt uit Brits onderzoek. Dat stond gisteren op nu.nl. Vrouwen besteden per dag 44 minuten aan denken over eten, mannen zijn gemiddeld 39 minuten per dag zoet met eetgedachten. Een begrijpelijke verhouding, vrouwen staan over het algemeen vaker in de keuken. Rond elf uur beginnen de eerste lunchgedachten, rond kwart voor drie krijgt het avondeten de eerste aandacht. Ook dromen Britten regelmatig over eten.

Ik vermoed dat ik het gemiddelde van 44 minuten flink omhoog haal. Eigenlijk is mijn dag een aaneenschakeling van eet- en denken-aan-eten-momenten. Zodra ik wakker word, bedenk ik wat ik wil ontbijten (ik varieer, dat schijnt gezond te zijn). Eenmaal op mijn werk kies ik uit de fruitmand mijn tussendoortjes van de dag. Die fruitjes staren me tot een uur of tien, half elf aan, waarna ik ze met smaak verorber. Rond half twaalf begin ik richting lunch te leven. Wat zal ik eens op mijn brood doen? Krijgen we vandaag een gekookt eitje of anders lekkers? Of houd ik het bij een bakje yoghurt (balansdag)? Rond half één, en als ik pech heb later, schreeuwt mijn maag om aandacht en rinkelt het verlichtende telefoontje: eten!

Na de lunch is het even stil, maar rond drie uur is het weer tijd voor een tussendoortje. Daarna kan er volop gefantaseerd worden over diner. Meestal volgt er een bezoek aan de supermarkt, dan het koken en tenslotte het opeten. Bovendien is er ’s avonds misschien nog wel ruimte voor een kleine snack. Zoveel denk ik dus op een doordeweekse dag aan eten. Dan heb ik het nog niet eens over de dagen dat ik vrij ben. Ik vind het heerlijk om naar de markt te gaan en ingrediënten bij elkaar te zoeken, enthousiasmerend om door allerlei kookboeken te bladeren en rustgevend om aan mijn eigen knip-en-plak-receptenboek te knutselen, recepten te selecteren of eruit te koken. Ik kan wegdromen bij chocoladetaartrecepten, coquilles, oesters, verschillende pasta’s, risotto’s en kip uit de oven (etc., etc.). Pfft, ik krijg al trek bij het idee. 44 minuten? Zeker het dubbele!

Spiegeltje aan de wand

In de spiegel van mijn sportschool ziet iedere vrouw er dik, kwabbig en knalrood uit. Na een flink potje zweten, ga je moe en voldaan richting douches en sauna. Alleen, wat gebeurt er als je onder die douche vandaan stapt en je afdroogt? Dan sta je dus pontificaal voor die enorme spiegel, onder de tl-balk je eigen putjes te bewonderen. Niet bepaald motiverend. Elke keer neem ik me voor om niet te kijken. En toch doe ik het. Het is net zoiets als een enthousiaste hap van een bitterbal nemen terwijl iemand net heeft gezegd dat ie heet is.

Na een blik in die spiegel zakt mijn trotse gevoel dramatisch. Ik ga richting huis of afspraak, waar ik vervolgens probeer lekkernijen te weerstaan al ‘maakt het allemaal toch niets uit’. Thuis ziet het er trouwens heel anders uit als ik in de badkamer voor de spiegel sta. Ok, een klein buikje en hier en daar een putje op de bovenbenen. Maar het is allemaal lang niet zo grotesk als op de sportschool. De vraag is nu: wat is waar? Schat ik mezelf te slank of juist te stevig in? Je bent zo dik als je je voelt. Toch?

Als ik moet afgaan op een derde kijkoptie; de spiegelwand in de grote zaal van mijn sportclub, word ik ook niet bepaald vrolijk. Tijdens Body Jam sta ik de hele tijd naar mijn eigen heupen en knokkige bewegingen te kijken. Overigens blijft mijn blik ook zeer regelmatig hangen op de buik van de lerares. Ik dacht een half jaar geleden te zien dat ze zwanger was, dat bleek niet zo, want de buik groeit niet verder. Maar ze is in ieder geval trots op haar lichaam, zoals ze draait, springt, swingt, pronkt en lonkt. Waarschijnlijk douchet ze thuis.

Jammer

Helaas, helaas, helaas. Stiekem hoopte ik er toch best een beetje op. Vanaf half tien ’s ochtends keek ik afgelopen vrijdag elk half uur op de telefoon van Mathijs of er al nieuws was. Maar nee, niets. Om twee uur hield ik het niet meer en betaalde ik een euro in de bibliotheek van Middelburg om vijftien minuten te mogen internetten. En toen stonden ze er: de vijf Viva-bloggers. Mijn ogen scanden het bericht met de snelheid waarop Usain Bolt rent: mijn naam stond er niet.

Ik was er best even teleurgesteld over. Mijn positieve en optimistische inslag heeft meestal tot gevolg dat ik de dingen van een vrolijke kant bekijk. Maar nu was ik iets te optimistisch geweest, want ik dacht dat ik toch best een kans maakte. En ik had al helemaal bedacht hoe deze kans mij verder op weg zou helpen als betaald blogger. Het geld was al praktisch uitgegeven. Daarbij kwam bovendien de ontdekking van de nieuwste Viva voorin de boekenwinkel. In deze editie stonden namelijk korte interviews met de vijf uitverkorenen. Hoe had ik zo stom kunnen zijn om te denken dat ik het pas op vrijdag zou horen als ik erbij zat? Ik, die weet hoe lang het duurt om een magazine te maken en te laten drukken, kon mezelf wel voor mijn kop slaan.

Na een kwartiertje mokken, kreeg ik een ijsje van Mathijs en was het allemaal weer goed. Jammer, maar helaas. Ik was niet van plan er mijn hele vrije, zonnige Pinksterweekend in Zeeland door te laten verpesten. En zo geschiedde. Maar ik moet wel snel vragen aan mijn lieve sitebeheerder om die header van Viva te verwijderen. Want dat kan dus echt niet meer…