Licht in de duisternis

Januari is de maandag van het jaar, oreerde collega E. En daar moet ik hem helemaal gelijk in geven. Ik ben geen fan van januari (en ook niet van maandag, hoewel ik de dinsdag eigenlijk erger vind, ver weg verwijderd van beide weekenden). In januari zijn de feesten voorbij, hebben de gezellige kerstspullen hun plek op zolder terugverovert, moet je je aan goede voornemens houden en is het koud, nat, vies en donker. Heel donker.

Getverderrie dus. Januari is ook nog eens een lange maand. Nee, neem dan februari, met het meestal zeer nette aantal van 28 dagen (vierjaarlijkse uitzonderingen daargelaten). Dat is toch een stuk coulanter. En maart, dan worden de dagen alweer langer, vieren we carnaval of moeten we daarvan bijkomen en verschijnt een vroeg voorjaar aan de horizon als een reddingsboot voor een opgever bij Expeditie Robinson.

Dus januari, wat moeten we ermee? Doorploeteren en volhouden, denk ik. Toch valt er ook iets in faveure van deze maand te zeggen. Want hoewel ik het heerlijk vind om kerstdiners te verorberen, met oud en nieuw toastjes en oliebollen naar binnen te schuiven en vele wijntjes mijn keel in te gieten. Ik vind het ook wel weer lekker als al die overdaad voorbij is. Het is wel fijn wanneer anderen het normaal vinden dat je vriendelijk bedankt voor een gebakje. En dat je kiest voor een gezonde, enigszins verteerbare maaltijd in plaats van een calorierijk drie gangendiner met nog wat kaas voor de lekker na. Een lichtpuntje in deze donkere dagen.