Het is een grote eer, een unicum en een blijk van vertrouwen: ik mag dit jaar écht mee denken over het kerstmenu. Normaal gesproken is kok Mathijs heer en meester, wat ik vanzelfsprekend respecteer, het is tenslotte zijn vak. Dit jaar is de eer aan mij om de amuses(s), een voorgerecht en het nagerecht te bedenken. Helemaal zelf. Een zenuwslopende aangelegenheid.
Want om eerlijk te zijn is het ook wel lekker makkelijk om ideeën aan te dragen om die met een ‘leuk, maar dat doen we niet’ beantwoord te krijgen. Het kerstdiner smaakte er voorgaande jaren bepaald niet minder om, maar ik vond het soms wel eens jammer dat mijn mening minder op prijs werd gesteld. Je begrijpt dat het mij laten meedenken over het menu een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Dit móet goed gaan, anders verpest ik het voor de komende tien jaar. En dus vind ik het lastig om keuzes te maken, terwijl ik anders eigenlijk nooit besluiteloos ben.
Ga ik iets doen met avocadomousse of is dat te afgezaagd? Zalm te gewoontjes of niet? Terwijl Mathijs altijd hoog op smaak en verfijnd kookt à la Gordon Ramsey, ben ik meer een Jamie Oliver aanhanger: grof, een beetje rommelig, maar wel lekker. Maar dat vind ik niet passen bij een kerstdiner. Dus citroentaart? Nee, te grotesk. Chocolademousse? Niet origineel. Als je me de komende dagen zoekt, vind je me waarschijnlijk tussen de kookboeken. Ideeën aandragen mag, maar worden waarschijnlijk met een ‘leuk, maar zo ga ik het niet doen’ beantwoord. Want héb ik eindelijk de kans om een deel van het menu te bedenken, dan wil ik dat ook zelf doen.